dinsdag 29 september 2009

bloed, vlees en eieren
















Soms moet je er heel wat voor over hebben om stoer te zijn. Vriendin Vanja en ik verbleven in Solo en hadden gehoord van een slangenrestaurant waar je behalve cobra-sate ook slangenbloed kon drinken. We stonden te popelen…..

De aanwijzingen over de exacte locatie van het restaurant waren wat onduidelijk en na drie kwartier dwalen besluiten we toch maar de becak te nemen. De beste man heeft geen idee waar hij heen moet maar vindt het wel gezellig om ons wat door de stad te fietsen. Na een half uur geven we het op. ‘Gooi ons er hier maar uit.’ Het is al na negenen en de kans dat het restaurant nog open is wordt steeds kleiner. Navraag leidt ons uiteindelijk naar een leeg grasveld waar ons beloofd wordt dat er morgen weer een stalletje zal staan waar we slang kunnen eten. Maar morgen moeten we met de trein dus willen we per se vanavond nog aan de cobra. We houden een taxi aan en de beste man belt de centrale om navraag te doen.

Het kostte even wat moeite, maar toen arriveerden we bij een ‘slangenrestaurant’. Een achteraf schuurtje in een donker straatje waar in een hokje van 2 bij 2, twee plastic krukjes en een houten tafeltje als interieur dienen. Maar op de deur hangt het geraamte van een enorme slang, dus we zitten goed! Er is helaas maar 1 slang beschikbaar, dus we moeten delen. Geen probleem.

Even later komt de man aanzetten met een luid sissende slang in zijn handen die hij over de grond laat glijden en die woest naar ons sist alsof hij weet wat hem te wachten staat. De boze slang krijgt een klem op zijn kop, wordt op de slachttafel gelegd en met een ferme hak wordt zijn kop van zijn lijf gescheiden. Zie zo, die is dood.

De slang wordt opgehangen aan zijn staart, en in een ruk van zijn vel ontdaan. Dat zouden we over een paar dagen gedroogd mee kunnen krijgen voor 0,75 cent. In het lijf blijken18 eieren te zitten! Behalve de eieren worden zijn nieren, lever en hart eruit gehaald. Merkwaardig genoeg klopt het kleine hartje nog 10 minuten door terwijl het op de snijplank ligt.

De eigenaar vertelt dat hij al sinds 1986 slangen serveert. Dankzij de komst van de Chinezen is het steeds populairder geworden. Men gelooft dat het een goed medicijn is voor allerlei kwalen waaronder eczeem, astma en suikerziekte. ‘En het verhoogt de bedprestaties’, fluistert de man en kijkt ons veelbetekenend aan. Meer hoeft hij niet te zeggen. Gretig pakken we het glaasje helderrood bloed gemengd met redbull van hem aan. Aan Vanja de eer van de eerste slok. Ze kijkt wat angstig naar het glas, rolt met haar ogen…en neemt een slok. ‘Smaakt gewoon naar redbull’, zegt ze geruststellend. Dan ben ik aan de beurt, en inderdaad, op de geur na verraadt niks dat je slangenbloed aan het drinken bent.

Het vlees wordt gebraden met knoflook en smaakt verrassend lekker. Als de man met de gekookte slangeneieren aan komt zetten kijken we elkaar even angstig aan, maar ook daar zetten we onze tanden gretig in. Best lekker.

De man vertelt twee keer te zijn gebeten, maar inmiddels behoorlijk immuun te zijn doordat hij om de drie dagen een glaasje bloed drinkt. Als bewijs pakt hij de afgehakte slangenkop, knijpt het gif eruit, smeert het op zijn huid, waarna hij erover wrijft en het wit wordt. We kijken elkaar aan. Er is altijd baas boven baas. Met luid gepiep en gestommel doen vervolgens twee enorme ratten hun intrede. Slangenbloed drinken en slangeneieren eten is een ding, maar er komt een keer een einde aan onze stoerheid. Hoog tijd om te vertrekken.


Toen er vlak daarna twee enorme ratten om een paar centimeter van onze voeten door het hok renden vonden we dat we stoer genoeg waren geweest en het hoog tijd was te vertrekken.

donderdag 17 september 2009

De Holleeder van Bali


The boss

Ik zat ergens in Noord-Bali onschuldig aan een geitensateetje te knabbelen toen ik hem ontmoette, The Boss. Lang haar, gouden ringen om zijn vingers en een enorme koraalketting om zijn nek. The Boss ladies and gentlemen is de Holleeder van Bali, zonder dollen.

Het begon allemaal heel gewoontjes. The Boss knoopte een praatje aan terwijl ik aan het eten was. Al snel vertelde hij dat hij iets verderop in de bergen een restaurant en bijbehorende villa had gekocht met een enorm stuk oerwoud erbij. Normaalgesproken verdwijn ik natuurlijk niet het oerwoud in met een vreemde man, maar aangezien ik nog een mannelijke compagnon bij me had, durfde ik het wel aan. We reden achter The Boss aan, en na een paar minuten kwamen we inderdaad bij een verlaten restaurant met een magnifiek uitzicht. De villa was zo mogelijk nog mooier. We zaten voor op de veranda, die uitkeek op de berg aan de overkant en het tussenliggende oerwoud. The Boss stak van wal. Hij had jarenlang in Japan gewerkt voor de maffia aldaar. ‘Ik heb in alle auto’s gereden die je maar kan bedenken, van Lamborghini’s tot Ferrari’s. Ik was de bodyguard van de zoon van de hoogste maffiabaas’, vertelde hij trots.

Dat hij zelf ook bepaald geen lieverdje was bleek alleen al uit het evil lachtje dat hij geregeld liet horen. Waarom hij niet langer in Japan woonde? ‘Laten we het erop houden dat ik heel, heel veel stoute dingen heb gedaan’, grinnikte hij. ‘Maar nu ben ik 42 en wordt het tijd om aan mijn karma te werken. Ik heb zoveel verkeerds gedaan, het is nu tijd mijn karma in balans te brengen.’

‘Heb je zin in een joint’, vraagt hij tussen neus en lippen door. Ik kijk mijn metgezel verschrikt aan. Daarvoor kan je in dit land zo goed als levenslang achter de tralies verdwijnen. Maar daar is The Boss niet bang voor. ‘Die luitenant-kolonel hier in Noord-Bali heeft slechts twee streepjes, dat is niks voor mij’, lacht hij. ‘Dan bel ik gewoon mijn vriend, en die zorgt dat de beste man binnen 3 dagen weg is.’ Moet ik hem geloven?

‘Ik heb 6 keer in de bak gezeten’, vertelt The Boss verder. Waarvoor? ‘Tja, wat mishandelingen en ik heb er een paar omgelegd.’ Slik. ‘Zie je die bomen daar aan de overkant van de berg? Die lijken vanaf hier heel klein, maar zijn in werkelijkheid heel groot. Maar er zit zo’n 4 kilometer tussen. Ik heb ze laatst proberen te raken met mijn ‘automatic guns’, en ik heb echt hele goeie guns, maar ik kon de bomen niet eens raken, zo ver weg zijn ze.’ Ik kijk ietwat angstig naar mijn metgezel. Wordt het niet hoog tijd te vertrekken voordat we zelf worden omgelegd?

Na een beetje doorvragen wil The Boss best toegeven dat hij miljoenen, miljoenen en nog eens miljoenen dollars heeft gestolen van de Japanse maffia, en daarom nooit meer die kant op kan. ‘Ze zijn 3 keer geweest hier op Bali, maar kunnen me hier niks maken. Dit is mijn land’. Hij lacht zijn evil lachtje.

Oh ja, hij heeft ook nog 7 vrouwen die allemaal in 1 huis wonen. Of ze nooit ruzie maken vraag ik hem. ‘Waarom’, wil hij weten. ‘Om jou bijvoorbeeld’, opper ik. Dan moet hij helemaal hard lachen. ‘Ik ben toch nooit thuis.’

Dan neemt hij ons mee naar zijn café, beneden in het dorp. ‘Cognac’, vraagt hij en zet meteen een dure fles op tafel. Hij schenkt zijn glas vol en begint daar, midden in zijn café, een joint te draaien! Mochten we hiervoor getwijfeld hebben aan zijn grote verhalen, dan is dit het bewijs. Hij is echt The Boss. Als je in Indonesië in het openbaar zonder blikken of blozen een jointje draait, dan heb je echt, echt veel macht en ben je voor niks of niemand bang.

Terwijl hij aan zijn joint hijst komt een van zijn ‘mannetjes’ binnen. Hij is vandaag op de mango-plantage geweest en komt de opbrengst van de dag brengen. Mijn ogen rollen zowat uit mijn kassen als ik de enorme stapels bankbiljetten over tafel zie gaan. The Boss lacht. ‘Ik krijg ook geld van de hotels die ik hier in Lovina heb, van mijn nootmuskaatbomen, plantages, en van alle beveiligingswerk dat ik in Kuta doe. Ik doe de beveiliging in alle clubs en discotheken daar. Ze betalen me grof geld, en kijk ik waar ik ben? Lekker in mijn eigen cafe, niks doen, haha. Oh ja, mocht je ooit problemen hebben, laat dan mijn visitekaartje maar zien, iedereen kent me. Hij lacht zijn evil lachtje. ‘Nog wat cognac?’

donderdag 3 september 2009

Yes I can...